Geringe huurstijging door regelgeving
De overheid heeft de regelgeving omtrent woninghuren tijdelijk aangepast vanwege de coronacrisis. Voor gereguleerde huurwoningen mogen de huren per 1 juli 2021 een jaar lang niet omhoog. Vorig jaar was de maximaal toegestane huurverhoging nog 5,1 procent of 6,6 procent, afhankelijk van het inkomen van de huurder. Verder is er dit jaar een eenmalige huurverlaging voor huurders bij woningcorporaties met een hoge huur en een laag inkomen.
Vanaf 1 mei 2021 is de jaarlijkse huurverhoging voor een vrijesectorwoning begrensd tot de inflatie plus 1 procentpunt. Dit geldt voor de komende drie jaar. Dit jaar is de maximale huurverhoging 2,4 procent.
Minste huurstijging bij woningcorporaties
Bijna 70 procent van alle huurwoningen is in het bezit van woningcorporaties. Gemiddeld stegen de huren van sociale woningen bij corporaties per 1 juli van dit jaar met 0,3 procent. Dat is veel minder dan de 2,7 procent van vorig jaar. In ruim drie kwart van de gevallen bleven de woninghuren gelijk en bij ruim 9 procent van de woningen daalden de huren.
De huren van de vrijesectorwoningen gingen dit jaar gemiddeld met 2,2 procent omhoog tegen 3,0 procent in 2020. Bij ruim een derde van de woningen bleef de huur dit jaar gelijk en bij ruim een vijfde stegen de huren met het door de overheid bepaalde maximum van 2,4 procent.
Bewonerswisseling zorgt voor hogere huurstijging
Verhuurders zijn niet gebonden aan de maximale huurverhoging als een nieuwe huurder de woning betrekt. Bij een bewonerswisseling in het afgelopen jaar steeg de gemiddelde huur op 1 juli met 7,2 procent ten opzichte van een jaar eerder. Vorig jaar was dit nog 9,5 procent. Voor huurders die niet verhuizen was de gemiddelde huurverhoging dit jaar beperkt tot 0,3 procent. Voor bestaande huurders van sociale huurwoningen van corporaties was zelfs sprake van een lichte huurdaling van gemiddeld 0,1 procent.
Regionale verschillen in huurstijging
Er zijn behoorlijke verschillen in de huurstijging tussen de grote steden en de verschillende provincies. In Overijssel stegen de huren met 1,4 procent het meest. In Fryslân daalden de huren met gemiddeld 0,1 procent. Voor huurders die niet verhuisden daalden de huren in Fryslân zelfs met 0,4 procent. In Groningen en Drenthe bleven de huren voor bestaande huurders gelijk.
Van de vier grote steden gingen de huren in Den Haag het minste omhoog: 0,8 procent. Dat is precies het landelijk gemiddelde. In Utrecht is de huurstijging met 1,6 procent het grootst.
Bronnen
- LinkStatLine – Consumentenprijzen; huurverhoging woningen vanaf 1959
- LinkStatLine – Huurverhoging woningen; soort ontwikkeling; soort verhuur
- LinkStatLine – Huurverhoging woningen; regio
- LinkStatLine – Jaarmutatie consumentenprijsindex; vanaf 1963
- LinkStatLine – Reële huurverhoging woningen; sociale- en overige verhuurders
- LinkStatLine – Huurverhoging woningen; renovatie en harmonisatie effect
- LinkStatLine – Huurverhoging woningen; naar inkomensklasse
- LinkStatLine – Huurverhoging woningen; soort verhuur
- LinkStatLine – Voorraad woningen; eigendom, type verhuurder, bewoning, regio
- LinkMethode – Vernieuwing steekproef Huurenquête
- CSB