Zowel bij ouderen zelf als in de politiek zijn veel voorstanders van langer thuis wonen van ouderen. Maar over hoe dat ’t beste te regelen is, lopen meningen fors uiteen. Volgens de Nederlandse fysiotherapeuten begint ’t met bewegen. En daar mag best meer aandacht voor zijn.
Voor bijna 3 miljoen 65-plussers horen de 22.000 fysiotherapeuten in Nederland tot de medisch hulpverleners waarop zij het vaakst een beroep doen. Logisch. In deze groep komen immers bovengemiddeld vaak langdurige ziekten en combinaties van aandoeningen voor die fysiotherapeutische hulp nodig maken. Ook preventief: het voorkomen dat mensen beperkt raken in hun mogelijkheden of dat kwalen ontstaan of zich uitbreiden. Fysiotherapeuten houden ouderen letterlijk en figuurlijk in beweging en dat is de basis voor zelfstandigheid. Gemeenten nemen binnenkort de verantwoordelijkheid voor sociale en medische zorg over van het Rijk. Ze krijgen meer verantwoordelijkheid, maar minder geld. Alleen al daarom mag er meer politieke aandacht zijn voor de mogelijkheden om mensen langer zelfstandig te kunnen laten wonen. Niet omdat onze beroepsgroep ’t niet druk genoeg zou hebben. De vergrijzing zorgt alleen maar voor méér mensen die fysiotherapeutische hulp heel goed kunnen gebruiken. In hoeverre ze daar ook de mogelijkheden voor hebben, hangt onder andere af van het vergoedingsbeleid van de overheid en zorgverzekeraars. De discussie parkeer ik even; hoe belangrijk goede toegankelijkheid van deze zorg ook is.
Voorkomen beter dan…
Voor patiënten zijn de huisarts, wijkverpleegkundige, apotheker en fysiotherapeut letterlijk en figuurlijk het meest dichtbij: hun praktijken zitten in de buurt en medische zorg komt in de vorm van huisbezoek letterlijk ‘thuis’. Samen met de wijkverpleegkundige heeft de fysiotherapeut de meeste tijd per bezoek: gemiddeld 20 tot 30 minuten. Sociaal contact gaat daarbij samen met medisch overleg. Er is ruimte voor advies en preventieve tips. Daarom is het zinvol om in de programma’s voor wijkhulpverlening die nu worden opgezet, fysiotherapie een veel nadrukkelijker rol te geven. Gemeenten kunnen bewegingsprogramma’s onderdeel maken van de plannen. Ze kunnen nadrukkelijke gebruik maken van de vele locaties waarop fysiotherapie wordt aangeboden –die zijn er veel meer dan huisartspraktijken en apothekers; ook op het platteland-. Vanuit het vakgebied zelf wordt al hard gewerkt. Er zijn veel programma’s ontwikkeld voor behandeling en preventie bij ouderen. Fysiotherapeuten en huisartsen informeren elkaar over patiënten en verbeteren daarmee de behandeling. Samen proberen zij om ingrijpende en risicovolle chirurgische ingrepen te voorkomen door fysiotherapeutische behandelingen. Bij bloedvatvernauwing in de benen (‘etalagebenen’; een kwaal die veel voorkomt bij ouderen) is dit bijvoorbeeld aantoonbaar succesvol. Samen met ouderenbonden- en organisaties maakt de fysiotherapie zich hiervoor hard.
De komende weken gaan overal in het land politieke partijen aan het werk om in gemeenten nieuwe coalities tot stand te brengen. Het op orde brengen van wijkzorg is een van hun belangrijkste uitdagingen. Ouderen mobiel houden moet daar onderdeel van zijn. Wij zijn er klaar voor!
Bron: Rian Veldhuizen, directeur van het Koninklijk Nederlands Genootschap voor Fysiotherapie